Laatste editie: Juli 2017 HomeApril 2017 › Nijmegen stad van autopioniers

Nijmegen stad van autopioniers

Fietsstad was ooit autostad van Nederland
Foto Michael Aertnijs en John Diehle
Michael Aertnijs, de eerste auto-im­por­teur van Nederland, samen met zijn assistent John Diehle omstreeks 1899. De auto is van het Franse merk Mors.

Vraag een Nijmegenaar waarmee zijn stad geschiedenis schreef, dan zijn er niet veel die over auto’s beginnen. Toch speelde Nij­me­gen eind negentiende en begin twin­tig­ste eeuw een dominante rol bij de introductie van de automobiel in ons land. Het was voor­al in de Waal­stad waar de eerste auto’s in Nederland tuften en de eerste auto­be­drij­ven van Nederland van de grond kwamen. Terug naar toen het allemaal begon.

Op een najaarsdag in 1897 is een grote menigte toegestroomd naar de Sint Annalaan, zoals toen de huidige St. Annastraat heette. Reden: de triom­fan­te­lijke aankomst van de Nijmeegse bierbrouwer Michael Aertnijs met een automobiel. Deze auto, van het type vélocipède, had hij in Duitsland bij de Benz-fabriek in Mannheim aangeschaft. Samen met een monteur van die fabriek reed hij van daaruit naar Nijmegen.

Foto Michael Aertnijs uit 1904
Michael Aertnijs in 1904 rijdend in een auto van het Franse merk Darracq, waar hij later directeur van werd.

Halverwege de reis stuurde hij vanuit Bonn een telegram naar de Provinciale Geldersche en Nij­meegsche Courant (PGNC) over zijn aan­komst die zijn uitwerking niet miste gezien de grote toe­loop van belangstellenden.

In zijn boek Hoe de auto in ons land kwam uit 1948 verhaalt Aertnijs tot in detail over zijn ervaringen onderweg. De reis duurde meerdere dagen en werd verschillende malen onderbroken voor reparaties.

Volgens eigen zeggen reed hij op de tweede zon­dag van september 1897 de Sint Annalaan op. De­ze datum valt te betwijfelen, want de PGNC rap­por­teert over het telegram in de editie van 17 ok­to­ber 1897. Daarin staat dat hij op die dag in Nij­me­gen verwacht te arriveren. Dat betekent dat de daadwerkelijke aankomstdatum 17 oktober 1897 was.

Carrosseriebouw

Aertnijs, Moll en Tasche richtten zich vooral op de autohandel. Nijmegen kende volgens Anton Janssen ver­moe­de­lijk ook een van de eerste auto­car­ros­serie­bou­wers. Het fa­briek­je van Th. Egbers, van oor­sprong een smederij, was verspreid over de plek waar nu op de Berg en Dalseweg 9 een villa staat en de in de tijdens de oorlog verloren ge­ga­ne panden Hertogstraat 34, 38a en 58. Geregeld verkocht hij een car­ros­serie aan Aertnijs en Moll.

Aertnijs was in de veronderstelling dat hij de eerste automobilist van Nederland was. Later bleek dat anderen hem al voor waren geweest als Nederlandse automobilist. De Tilburgse wol­len­stof­fen­fa­bri­kant Jos Bogaers werd al in 1895 genoemd als de eerste bezitter van een auto­mo­biel in Nederland.

Het deed echter niets af aan de belangstelling in Nijmegen. Na verschillende testritjes met prominente leden uit de Nijmeegse gemeenschap kreeg Aertnijs al snel de eerste orders binnen voor Benz-motorwagens. Daarna volgden rap ook andere merken. Aertnijs wordt door kenners beschouwd als de eerste auto-im­por­teur van Nederland. Zijn autozaak, de NV Automobiel Im­port­maat­schap­pij, voorheen M.W. Aertnijs, aan de Hugo de Groot­straat, is in die eerste jaren marktleider van autoverkoop in Ne­der­land. In februari 1901 verkocht hij zijn honderdste auto. Vier jaar later stond de teller op twee­hon­derd­vijf­tig.

Geweermaker

Aertnijs maakte voor het eerst kennis met het paardloze rijwiel, ofwel een automobiel die zich met benzine voortdrijft, toen hij in 1897 op een terras in Parijs zat. De vriendelijke eigenaar van het voer­tuig, dat van het merk Benz was, wilde wel een proefritje toestaan. Dit maakte zoveel indruk dat Aertnijs bij terugkeer in Nederland besloot naar de Benz-fabriek in Mannheim te reizen om daar zelf een automobiel aan te schaffen. Om dat vervolgens met succes vanuit Nijmegen in Nederland te introduceren.

Eerdere pogingen van anderen waren tot dan toe op niets uitgelopen. Al in de jaren dertig van de negentiende eeuw werd er in Nederland geëxperimenteerd met gemotoriseerde voertuigen. De Groningse uitvinder Sibrandus Stratingh bouwde in 1834 een door stoom aangedreven voertuig en het lukte hem daarmee een afstand van twintig kilometer af te leggen. Vervolgens kwam hij met elektromagnetische voertuigen op de proppen. Helaas overleed de man plots in 1841, waarna zijn proeven niet werden voortgezet.

Foto Petrus van Rijn op de Noviomagum
Nijmegenaar Petrus van Rijn op zijn door stoom aangedreven Noviomagum dat ondanks alle belangstelling een sof werd.

Daarna is het een lange tijd stil rondom stoom­voer­tui­gen voor de openbare weg. Totdat om­streeks 1884 een Nijmegenaar ten tonele ver­schijnt. De geweermaker Petrus van Rijn bouwde rond die tijd een stoomvoertuig. Hij noemde het Noviomagum. De landelijke media besteedden er veel aandacht aan en in eerste instantie ver­wel­kom­den deskundigen het voertuig met en­thou­si­as­me. Het landelijk blad De Katholieke Illustratie plaatste dit nieuwsfeit zelfs op de voorpagina.

Een demonstratie in Arnhem liep echter uit op een fiasco. Er kwamen zo veel toeschouwers op af, dat de wagen zich hortend en stotend een weg door het publiek moest zien te banen. „Ik kon dan ook niet met volle kracht stoomen”, verklaarde Van Rijn na afloop. De Arnhemse gemeente zag er hoe dan ook niets in. Teleurgesteld besloot hij het voer­tuig te verkopen. Toen dit niet lukte en een loting eveneens op niets uitliep, maakte hij er schroot van en verkocht het uiteindelijk als oud ijzer. Van Rijn liet het bij deze ene wagen en sloeg daarna een ander carrièrepad in. Hij werd leraar aan een ambachtsschool in Amsterdam en later hoofd op de machineafdeling van de inmiddels verdwenen schoenfabriek Van den Bergh in Den Bosch.

Iets meer dan tien jaar later timmerde de ook uit Nijmegen afkomstige Aertnijs dan wel succesvol aan de weg om in Nederland de auto te introduceren. Maar dan met vanuit Duitsland en Frankrijk geïmporteerde wagens voorzien van een benzinemotor.

NAC

Foto schipbrug Lent 1898
Begin van de derde dag Parijs-Amsterdam-Parijs in 1898. De deelnemers steken hier de Waal over via de schipbrug. Op de achtergrond linksboven de Stevenskerk en in het midden de inmiddels verdwenen St. Augustinuskerk.

Door zijn herhaaldelijke zakenreizen naar Parijs, wat Aertnijs zag als de bakermat van de auto­mo­biel­in­du­strie, kwam hij in contact met de op­rich­ters van de Automobile Club France (AFC). Het idee ontstond bij hem om ook in Nederland een auto­club op te richten. Zijn idee kreeg steun van auto­bezit­ters bij een overleg in het tegenover het sta­tion gelegen hotel Keizer Karel, dat in 1944 af­brand­de bij het februaribombardement. En zo werd in 1898 de Nederlandse Automobielclub (NAC) opgericht. De NAC vestigde zich in Den Haag en heeft tegenwoordig de toevoeging Koninklijke, waardoor het bekend is als de KNAC. Aertnijs was hiervan de secretaris en meerdere Nijmegenaren bekleedden functies in het bestuur.

De AFC organiseerde begin juli 1898 met behulp van Aertnijs de rally Parijs-Amsterdam-Parijs. Oor­spron­ke­lijk had de AFC als keerpunt Wenen in gedach­te, maar Aertnijs drong erop aan dat het Amsterdam werd en wist Nijmegen als etappeplaats te bewerkstelligen. Deze rally trok landelijk veel belangstelling en vergrootte de populariteit van de auto in Nederland. Want tot dat moment was lang niet iedereen overtuigd dat het ‘ding’ een toekomst had.

Foto doortocht rally Parijs-Amsterdam-Parijs
Doortocht op de toenmalige Sint Annalaan (nu St. Annastraat) vlak voor het Keizer Karelplein van de rally Parijs-Amsterdam-Parijs in 1898.

Het aantal auto’s nam daarna gestaag toe in Ne­der­land. De PGNC schreef op 3 augustus 1898 dat Nijmegen „de meest automobilistische stad van Nederland is”. Van de eerste dertien ge­re­gi­streer­de automobilisten in Nederland kwamen er drie uit Nijmegen en twee uit Ubbergen. Eind 1900 reden er zeker 255 auto’s in Nederland, waarvan er 68 van Aertnijs afkomstig waren.

Na een aantal jaren verkoop van Benz-au­to­mo­bie­len, schakelde Aertnijs in 1902 over naar import van het Franse merk Darracq, wat een goede keu­ze bleek. Tot 1910 verkocht hij er zeker 350. Van 1908 tot 1911 was hij directeur van Darracq en ver­vol­gens van 1911 tot 1926 bij Benz&Cie. In 1926 ging hij met pensioen en daarna werd het stil, totdat hij in 1948 zijn eerdergenoemde boekje schreef. Zijn oorspronkelijke pand in Nijmegen aan de Hugo de Grootstraat sneuvelde tijdens de oorlog.

Automobielpaleis


Anton Moll aan het stuur van een Belgische FN in 1900.

Anton Moll is de volgende Nijmeegse autopionier die in de voetsporen van Aertnijs trad. Schrijver Anton J. Janssen bracht in 2010 een boek uit over diens leven. Hij beschrijft daarin hoe Moll zijn een­voudige rijwielzaak uitbreidt en uiteindelijk de over­stap maakt naar automobielen. Tientallen zwart-witfoto’s uit die periode zijn in het boek terug te vinden.

In 1894 reist de 23-jarige Moll vanuit Hengelo zijn vader achterna richting Nijmegen, die daar een rijwielzaak is begonnen. Hijzelf heeft dezelfde aspiraties. Zijn eerste kamer aan de Hertogstraat in Nijmegen lag tegenover een Heineken-filiaal waarvan Aertnijs op dat moment directeur was. De twee mannen kwamen zo met elkaar in contact en deelden elkaars interesses en bewondering voor rijwielen en auto’s. Vanaf 1899 stort ook Moll zich op de auto-import en -verkoop en werd hij samen met H.A. Tasche&Co, die net als Moll ooit begonnen was met de verkoop van rijwielen, de grootste concurrent van Aertnijs.


Het pand van Anton Moll aan de Sint Annalaan (nu St. Annastraat) in 1920. Alleen een benzinestation resteert er nu nog.

In 1916 verhuisde Molls autogarage aan de Van Welderenstraat naar de Sint Annalaan, waar zich nu het appartementencomplex bij het ben­zine­sta­tion bevindt, en kreeg de naam Garage L.A. Moll Automobielen. De autobladen noemden zijn ga­ra­ge het mooiste automobielpaleis van Nederland. Het paradepaardje in zijn showrooms was het toen toonaangevende Franse merk De Dion Bouton, waar­van Moll van 1906 tot 1935 de importeur was. De fabriek van De Dion Bouton nabij Parijs was in 1900 de grootste fabrikant van auto’s ter wereld. Bedrijven als Heineken, De Bijenkorf, Van Gend en Loos, Van Nelle en Fokker vervoerden goederen met bedrijfsauto’s van De Dion Bouton. De Dion Bouton & Cie wordt in de jaren dertig echter voor­bij­ge­streefd door andere autofabrikanten en in 1935 stopt het bedrijf met de productie. Een hard gelag voor Moll, die zich op andere merken moest gaan richten.

Foto Van Welderenstraat 112
De allereerste locatie van autopionier Anton Moll aan de Van Welderenstraat 112. De letters op de muur zijn onaangetast gebleven alsof ze er gisteren zijn opgezet.
Foto Gerard Noodtstraat 135-141
De locatie van de voormalige automobielverkoper Tasche aan de Gerard Noodtstraat. Aan de geschilderde auto’s in de muur is te zien dat hier een autogarage heeft gezeten.
Foto Van der Brugghenstraat 6-8
Het pand aan de Van der Brugghenstraat. van automobielverkoper Tasche, waar nu een filiaal van een fietsketen in zit.

De firma Moll krijgt het nog moeilijker vanaf de jaren twintig. De economische recessie en zware belastingmaatregelen voor automobielen lagen daaraan ten grondslag. Na de Tweede Wereldoorlog verwachtte Moll dat het bedrijf weer ging floreren. Dat pakte anders uit, want de malaise van zijn bedrijf duurde voort. Een conflict met de importeur Pon over leveringen van Volkswagens naar Italië kwam het bedrijf in 1986 niet meer te boven. Het mooie pand in Nijmegen was in 1956 al in andere handen en werd gesloopt in de jaren tachtig. Wat overbleef, is het bijbehorende ben­zine­sta­tion aan de huidige St. Annastraat. De panden aan de Van der Brugghenstraat 6-8 en de Gerard Noodtstraat 135-141 van de andere grote speler in Nijmegen, H.A. Tasche, staan er nog wel. In het eerste pand zit nu een fietsenzaak en in het laatste pand de speciaalzaak Van Nature. Ook het pand van Moll in de Van Welderenstraat 100 is er nog. Het zijn de weinige tastbare herinneringen aan deze voor velen onbekende periode uit de Nijmeegse geschiedenis.

[Reageren op dit artikel? Neem contact op met de redactie via het contactformulier]
 

Social Media:

Laatste editie:

  • De Nijmeegse Stadskrant
  • Postbus 265, 6500 AG Nijmegen
  • tel: 024 - 388 85 07
  • redactie@denijmeegsestadskrant.nl