Dit artikel is een onderdeel van het Stadskrantstatendebat. Lees meer hier
„We realiseren ons niet waar we op afstormen”, begint Nelson Verheul, lijsttrekker voor GroenLinks, zijn inleiding. „Klimaatverandering, afname van biodiversiteit, grondstoffenproblematiek. Iedereen wijst naar elkaar, op internationaal, nationaal en regionaal niveau. We moeten nú wat doen, voor de kinderen die nu worden geboren. Maar werk en mobiliteit worden belangrijker gevonden dan milieu. Terwijl de CO2-uitstoot de afgelopen achthonderdduizend jaar nog niet zo hoog is geweest!” Verheul oppert dat de provincie op elk vlak het milieu in oogschouw houdt. „Van daaruit kijk je dan ook anders naar werk- en mobiliteitsvraagstukken. Het uitgangspunt moet een energieneutrale overheid zijn. Het is tijd voor een omslag. Aanleg van wegen is oude economie, net zoals het gesleep met dieren en producten over de wereld. Ik wil naar de nieuwe economie toe waarin je regionaal dingen oplost en nieuwe technieken gebruikt.”
„Had dit dan concreet gemaakt de afgelopen periode”, reageert Michiel Scheffer verwijtend. „Dat hébben we gedaan”, countert Verheul, „maar als oppositiepartij kunnen we geen beleid bepalen. Onze voorstellen om duurzaamheid als voorwaarde te koppelen aan subsidies werden niet gesteund.”
Peter Kerris (PvdA) vindt het mooie aan de omslag naar groene energie dat die een enorme banenimpuls kan geven. „Waarom wordt dat dan niet gedaan?”, vraagt de debatleider. Scheffer: „Er is te weinig geld, met name risicodragend kapitaal. Daarnaast is er onder burgers veel weerstand, dus mensen meekrijgen hiervoor kost tijd. Tegelijkertijd verwachten burgers dat de overheid durft door te pakken. We zijn soms te aarzelend en laten ons afremmen door weerstand van een kleine groep.”
Frederik Peters (VVD) heeft vertrouwen in wat hij noemt ‘de beweging van onderaf’. „Consumenten kijken nu: waar komen mijn kleding en boterham vandaan?” Meteen vraagt Verheul hem of hij weet waar zijn eigen kleding vandaan komt. „Eh, uit de winkel”, antwoordt Peters tot hilariteit van Verheul. Peters erkent dat we er nog niet zijn, maar wil het niet gaan opleggen. „Hoe wil je dan realiseren dat gemeentes die bijvoorbeeld ‘nee’ zeggen tegen windmolens wel hun duurzaamheidsdoelen bereiken?”, vraagt Scheffer.
Kerris wil hierin een nuance aanbrengen. „Het beeld bestaat nu dat de provincie windmolens neerzet, maar het zijn de burgers, de ondernemers die ze willen bouwen en neerzetten.” Volgens hem zijn er ook andere manieren om aan de energieomslag te werken. De provincie kan bijvoorbeeld helpen bij het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed. „Zonnepanelen op schooldaken bijvoorbeeld.” Maar waar komt dat geld dan vandaan? Uit de Nuon-pot, zo blijkt. „Maar ook in dit geval moeten de inkomsten weer terugvloeien naar de provincie”, vindt Verheul. „En dan moet Den Haag wel meewerken. Dat gebeurt nog niet. Fossiele energie is nog steeds goedkoper. Grootverbruikers betalen zelfs een lager belastingtarief.” Volgens Verheul is het de landelijke PvdA die er niets voor voelt om iets van die jaarlijkse vier miljard aan energiebelasting af te staan. „We zijn te afhankelijk van de energie-inkomsten. Waardoor er wellicht in 2020 belasting wordt geheven op je zonnepanelen.”
„Zijn alle duurzaamheidsinitiatieven niet te kleinschalig?”, vraagt de debatleider. Scheffer: „Ja, er kan bijvoorbeeld veel meer met waterkracht gebeuren en met warmte uit de ondergrond.” Ook is Scheffer van mening dat een meer integrale aanpak nodig is. „Landbouw, Bodem, Ruimtelijke ordening; drie commissies die komen kijken bij de aanleg van een fietspad. Ontkokeren!” Volgens Kerris moeten het verduurzamen van vastgoed, het stimuleren van windmolens en de vergroening van het belastingstelsel hand in hand met elkaar gaan. „Als provincie kun je dat niet alleen”, zegt Agnes Lewe. „Nee, maar je kunt wel een koploper zijn”, reageert Verheul. „Gelderland als duurzaamste provincie van Nederland! Die ambitie moet je hebben.”