Laatste editie: Juli 2017 HomeJuli 2014 › Halve-eeuwfeest wordt afscheidsfeest?

Halve-eeuwfeest wordt afscheidsfeest?

Molukse wijk Hatert in voortbestaan bedreigd

In 1964 bouwde de overheid in de Angerensteinstraat en Geerensteinstraat in Hatert tweeënveertig woningen voor gezinnen van Molukse oud-militairen uit het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Dit jaar herdenkt de Molukse gemeenschap haar vijftigjarig bestaan in Hatert. Al is het de vraag of er reden is voor een feest. Door een verandering van visie bij de woningbouwcorporatie is het niet langer vanzelfsprekend dat de huizen in de Molukse families blijven. Een klap in het gezicht voor de gezinnen die al zo veel zijn kwijtgeraakt.

De Geerensteinstraat nu met Greet Kapressy-Usmany (rechts), Toos Manuputty (midden) en buurtgenote Julia Siahaija (links)
foto: Jan Lintsen

„De trap”, memoreert Greet Kapressy-Usmany het moment dat ze in 1964 als tienjarige het huis in Hatert verkende, „die herinner ik me als de dag van gisteren. Ik vond die zó eng, dat ik er op mijn bips van afging.” Niet zo gek voor een meisje dat was opgegroeid in de gelijkvloerse, houten barakken van het Vughtse woonoord Lunetten. „We sliepen daar in stapelbedden, eerst op strozakken, dat prikte aan alle kanten en later op matrassen van kapok.”

De ouders van Kapressy-Usmany komen in 1950 naar Nederland. Haar vader diende in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Na de onafhankelijkheid van Indonesië wordt hij op dienstbevel gedwongen de gordel van smaragd te verlaten. Hij vertrekt met zijn vrouw, oudste dochter en 12.500 andere oud-soldaten en hun gezinnen naar Nederland. Daar komen ze terecht in ‘woonoorden voor Ambonezen’, veelal gevangeniskampen uit de Tweede Wereldoorlog. In de kampen wachten ze, vergeefs, op hun terugkeer naar de Molukse eilanden. De Molukkers wonen volledig geïsoleerd van de Nederlandse samenleving. Zo krijgen de kinderen in het woonoord Lunetten tot 1958 uitsluitend les in het Maleis. Begin jaren zestig wordt duidelijk dat Nederland de gezinnen niet terugbrengt. In plaats daarvan gaat de regering over tot de bouw van open wijken zodat de Molukkers alsnog kunnen integreren in de samenleving. In Hatert komt Kapressy-Usmany voor het eerst in aanraking met Nederlandse kinderen.

Nachtmerrie

Die eerste kennismaking staat haar nog helder voor de geest. „Dat was op de Prins Bernhardschool aan de Nieuwe Mollenhutseweg. De eerste dag dat we aankwamen, stonden alle Nederlandse kinderen achter de ramen. Ik hoor ze nog roepen: ‘Kijk daar, aapjes!’ Ik wilde niet naar binnen. Tijdens de hele basisschoolperiode was er weinig contact met Nederlandse kinderen.” Oud-klasgenootje Toos Manuputty, aangeschoven bij het gesprek, herinnert zich haar tijd op de Prins Bernhardschool als ‘een kleine nachtmerrie’. Manuputty: „We kregen straf als we met elkaar in onze eigen taal spraken. En dat ging in die tijd nog lijfelijk. Zo hadden we een leraar die gooide met krijtjes.” Gelukkig kwamen de Molukse moeders op voor hun kinderen. „Bij mijn jongste zusje”, zegt Kapressy-Usmany, „stormde een keer een Molukse moeder de klas binnen. Ze had gehoord dat de leraar haar kind onheus bejegende en kwam verhaal halen. Niet alleen in woord, die leraar kreeg klappen! Ja, Molukse moeders zijn belangrijk. Ze doen net alsof de man de baas is, maar ondertussen…,” lacht Kapressy-Usmany. Op de middelbare school kon ze wel haar draai vinden en maakte ze Nederlandse vriendinnen: „Je raakte bekender met het systeem. En doordat je ouder werd, stond je dichter bij jezelf. Mijn Nederlandse vriendinnen hadden begrip en hart voor mijn Molukse identiteit.”

Feest in de Geerensteinstraat tijdens de jaarlijkse viering van de oprichting van de Republik Maluku Selatan, de Zuid-Molukse republiek. Foto is genomen in de jaren zestig. Foto Collectie Moluks Historisch Museum.

Familieband

Nog altijd vormen de Angerensteinstraat en de Geerensteinstraat het hart van de Molukse wijk. De vraag is echter voor hoe lang nog. Lolita Kapel, van het bewonerscomité van de Molukse wijk, legt uit: „Bij de komst van onze ouders in 1964 is afgesproken dat kinderen het huis van hun ouders kunnen overnemen. Portaal wil echter de grens leggen bij de tweede generatie waardoor alleen de kinderen van de eerste bewoners de woning kunnen overnemen.” De bewoners zijn nu in gesprek met de woningcorporatie, maar dat gaat moeizaam. Bemoeilijkende factor is dat Portaal destijds niet betrokken was bij de afspraken. Haar rechtsvoorganger Woningstichting Nijmegen heeft de huizen van de staat overgenomen. Kapel: „Voor Portaal is het een centenkwestie. Maar het ouderlijk huis is voor ons meer dan stenen; je familie, je gezin en alles wat je van je ouders hebt meegekregen, zit in dat huis. We hebben er een band mee. Als we het huis kwijtraken, raken we een stuk van onszelf kwijt. Onze familieband is heilig. Veel kinderen blijven in de buurt wonen, omdat die deel uitmaakt van hun gemeenschappelijke geschiedenis.”

Veilig

Door de stroeve gesprekken met de woningcorporatie willen de bewoners nu de gemeente erbij betrekken. „Nijmegen heeft destijds bewust gekozen om de Molukkers in deze straten te huisvesten”, zegt Kapressy-Usmany. „Bovendien is de wijk op onze behoeften afgestemd. Zo zijn net als bij een kampong de voordeuren naar elkaar gericht.” Kapel wijst erop dat de Molukse gemeenschap door het gedwongen vertrek uit het huidige Indonesië al zo veel heeft verloren. „Door de Molukse wijk kunnen we vasthouden aan onze wortels. Het is het enige tastbare dat ons als gemeenschap nog rest. Hier voelen we ons veilig.”

[Reageren op dit artikel? Neem contact op met de redactie via het contactformulier]
 

Social Media:

Laatste editie:

  • De Nijmeegse Stadskrant
  • Postbus 265, 6500 AG Nijmegen
  • tel: 024 - 388 85 07
  • redactie@denijmeegsestadskrant.nl